- afzonderen
- {{afzonderen}}{{/term}}I 〈overgankelijk werkwoord〉1 [op een afzonderlijke plaats zetten] separate (from)2 [apart zetten en houden] isolate ⇒ place/set apart3 [met een schot afscheiden] partition off4 [apart nemen voor een doel] put/set aside♦voorbeelden:2 zijn kinderen afzonderen • isolate one's children4 een bedrag afzonderen • set aside an amountII 〈wederkerend werkwoord; zich afzonderen〉1 [met betrekking tot personen] separate/seclude oneself (from) ⇒ retire/withdraw (from)2 [met betrekking tot zaken] separate (out)♦voorbeelden:1 ik kan me nergens afzonderen • I can't find privacy anywherezich van de wereld afzonderen • withdraw from the world
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels. 2015.